Daarom is het rijk der hemelen gelijk aan een koning, die afrekening wilde houden met zijn dienaars. Toen hij met de afrekening was begonnen, bracht men er een binnen, die hem tienduizend talenten schuldig was. Daar hij niets had om te betalen, beval zijn meester, hemzelf te verkopen met zijn vrouw en zijn kinderen en alles, wat hij bezat, en zó de schuld te vereffenen. Maar de knecht viel hem smekend te voet, en zeide: Heb geduld met mij, en ik zal u alles betalen. De heer had medelijden met dien knecht, liet hem gaan, en schold hem de schuld kwijt. Maar toen die knecht was heengegaan, ontmoette hij een zijner medeknechten, die hem honderd tienlingen schuldig was; hij greep hem tot worgens toe bij de keel, en zeide: Betaal me wat ge schuldig zijt.