num 24:2-5
Toen Balaäm echter zijn ogen opsloeg en Israël volgens zijn stammen gelegerd zag. kwam de geest van God op hem. Hij hief zijn orakel aan. en sprak. Godsspraak van Balaäm. zoon van Beor. Godsspraak van den man. met het open oog. Godsspraak van een. die Gods woorden hoort. En de gedachte van den Allerhoogste kent. Die gezichten van den Almachtige schouwt. En neerzinkt met ontsluierde blik. Hoe schoon zijn uw tenten. o Jakob. Uw woningen. o Israël.