Gen 8:20-21
Toen bouwde Noach een altaar om de HEER te eren; hij deed een keuze uit de reine dieren en uit de reine vogels, en droeg op het altaar brandoffers op. De HEER rook de aangename geur en zei bij zichzelf: ‘Ik zal de aardbodem nooit meer vervloeken vanwege de mensen: het hart van de mens is immers van jongs af geneigd tot het kwade. Ook de andere levende wezens zal Ik nooit meer treffen, zoals Ik nu gedaan heb.’